Neer op het zwart en wit
Zachtjes wiegt hij met zijn hoofd
De schelle toon
Van een hard aangeslagen toets
Schalt door het Victoriaanse huis
Een terts
Verandert de harmonieuze muziek
Tot een ongemakkelijke compositie
Een zacht gekraak
Van de houten trap
Doorbreekt de melodie
Vol bewondering kijkt ze toe
Naar zijn uiting van gevoel
Weerklinkend door de vele kamers
Een magnifieke apotheose
Wijst op een naderende breuk
Tussen man en snaarinstrument
Klanken sterven langzaam weg
Het is alsof
Ze nooit hebben geklonken

Geen opmerkingen:
Een reactie posten